Velen ‘gaan vreemd’, exacte cijfers zijn niet bekend, het ene onderzoek spreekt van 75%, het andere van 50%, weer andere van 35%. Men schat het percentage vrouwen dat vreemdgaat ‘slechts’ op 23%. Volgens het laatste NIPO onderzoek, van 1998 alweer, keurt 64% van de Nederlanders vreemdgaan af, 36% ruim eenderde dus niet. Mensen boven de veertig zijn met 41% toleranter dan jongeren. Het waaróm van vreemdgaan is zo langzamerhand wel bekend, de mens is niet monogaam van nature. De ene mens gedraagt zich echter meer monogaam dan de andere. Invloed daarop hebben opvoeding, cultuur, geloofsovertuiging, behoefte aan geborgenheid én de genen.
Genen en vreemdgaan
Al in 1879 gaf Charles Darwin in “The origin of species” reeds aan dat polygamie één van de belangrijkste voorwaarden is voor de gunstige evolutie van een soort, dus ook van de mensensoort.
Juni 2004 verscheen er een artikel in “Nature” over wetenschappers die muizen met een promiscue gedrag via gentherapie zich monogaam lieten gedragen. Polygaam/monogaam gedrag wordt dus mede beïnvloed door de genen.
Op 7 juni 2004 meldde de BBC: “Professor Tim Spector, of the Twin Research Unit at St Thomas’ Hospital, London, says he has evidence of a genetic component to infidelity.” Uit de Britse studie onder vrouwelijke tweelingen blijkt dat als één van het tweelingpaar ontrouw is geweest, de kans 55% is dat haar zuster dat ook zal zijn. Men schat het percentage vrouwen dat ontrouw is ‘normaal’ op 23%. De conclusie uit het onderzoek betreft vooral identieke tweelingen met identieke genen.
Sommigen spreken van een “ontrouw-gen”, maar het lijkt veel waarschijnlijker dat een combinatie van genen en erfelijke factoren, bijvoorbeeld de een neemt meer risico dan de ander, een belangrijke rol spelen. Sociaal psychologen zullen eerder geneigd zijn te veronderstellen dat vreemdgaan is aangeleerd, gekopieerd van de moeder of vader of allebei. Sociobioloog Edward O. Wilson zegt “Je moet wel blind zijn om te ontkennen dat ontrouw de motor van het leven is. We blijven met handen en voeten gebonden aan onze erfelijke hardware, en die is zo animaal als de pest.”
Het ‘nut’ van vreemdgaan
Aangenomen wordt, maar de meningen verschillen hier en daar, dat mensachtigen ongeveer 4 tot 5 miljoen jaar geleden tot ontwikkeling kwamen. Via een lange evolutionistische weg, die redelijk vaag is, ontstond omstreeks 35.000 jaar geleden de situatie waarin Homo Sapiens Sapiens, als enige mensensoort ‘overleefde’. Het leven van een individu kunnen we opvatten als een biologisch en een sociaal-cultureel proces. Het biologische aspect via de copulatie was oorspronkelijk de enige manier om de genetische voortgang veilig te stellen. Vaak wil het biologische gedeelte van de mens iets anders dan het sociaal-cultureel wenselijke van een bepaalde groep. Seksueel gedrag wordt voor een belangrijk deel bepaald door sociale normen, zeden en definities. Ze beperken ons in onze natuurlijke behoefte maar vormen ook daadwerkelijk ons gedrag.
Vreemdgaan is een ‘poging’ om de ‘biologische wil’ te volgen. Mannen produceren miljoenen zaadcellen. Per ejaculatie zo’n drie tot zes miljoen, o.a. afhankelijk van de omstandigheden. Dit lijkt een verspilling op het eerste gezicht. Een vrouw produceert één zaadcel per maand. Wie zal van nature het zorgvuldigst een sekspartner kiezen?
Uit recent biologisch onderzoek volgens het rapport ‘Human Sperm Competition: Copulation, Masturbation and Infedility’ van Mark Bellis en Robin Baker blijkt het volgende:
- 6 tot 10% van de kinderen is niet van hun ‘vader’;
- minder dan 1% van de zaadcellen van een man is in staat een eicel te bevruchten, de rest is erop gebouwd om het zaad van andere mannen af te weren en te vernietigen;
- een vrouw raakt eerder zwanger van iemand met wie ze een losse affaire heeft dan van seks met haar reguliere partner;
- 4% van de kinderen wordt geboren nadat bevruchting heeft plaatsgevonden na een strijd tussen ‘spermalegers’ van meer dan één man. De zaadcellen van de man strijden met elkaar om de eicel te mogen bevruchten. Daarbij zal de sterkste uiteindelijk zijn doel bereiken, een vorm van ‘kwaliteitsbewaking’, sterke nakomelingen. Bij de strijd tussen meerdere spermalegers van verschillende mannen, bijvoorbeeld bij vreemdgaan, zal deze ‘kwaliteitsbewaking’ een nog hoger niveau bereiken, dus ‘betere’ nakomelingen.
Zuiver biologisch gezien heeft vreemdgaan dus ‘nut’.
© Mari Kapteijns